InterCity 23u08

InterCity 23u08. Na een laat uitgelopen vergadering wandelt een consultant naar het station. Niet een trein, maar het onverwachte staat te wachten... lees het verhaal op Ikvertel.nl.

Als het verhaal je bevalt, laat een reactie of een waardering achter op Ikvertel.nl! Bedankt!

Update: InterCity 23u08 kan je nu ook lezen op Literair Werk.


'InterCity 23u08'
Sam Hosteman


     Ik keek op mijn horloge. De vergadering was weer uitgelopen. Ik had mijn partner al gebeld dat ik laat thuis zou zijn. Ik trok m’n jas aan, nam afscheid van een paar collega’s die nog bleven overwerken en nam de lift naar beneden. De man van de beveiliging keek even op van achter zijn laptop en mompelde “prettige avond”.

     Ik stapte het kantoorgebouw uit en ademde de koude buitenlucht. De maan stond hoog aan de hemel. Ik wandelde naar het station door de verlaten kantoorwijk. Elke avond gebeurde dezelfde transformatie. Overdag liepen hier mensen in pak en kokerrokjes, na het vallen van de nacht lagen daklozen onder een stuk karton te slapen en stonden hoertjes me aan te kijken. Midden op straat lag een doodgereden duif, een slachtoffer van de avonddrukte.

     Het was niet ver naar het station. Aan de ingang van het grote gebouw stonden twee taxi’s te wachten. Een van de chauffeurs keek me aan. Ik stapte door. De grote stationshal was bijna leeg. De krantenkiosk en het koffiekraampje waren al gesloten, de poetsdienst was aan het werk. Volgens het aankondigingsscherm was ik nog op tijd voor de InterCity van 23u08, spoor 6. Ik nam de roltrap omhoog naar het perron.

     Verspreid over het perron stond een handvol mensen. Een man met een aktetas, een zwarte dame in een kleurig kleed, een jonge man in een sportpak met een iPod die ik tot hier kon horen. Ik zette me op een bankje, stuurde mijn partner een bericht en nam een boek uit mijn tas. Boven me zoemde en flikkerde de perronverlichting. Een nachtvlinder fladderde hulpeloos heen en weer in het licht.

     Na een tiental minuten kraakte de stem van de stationsomroeper door de luidsprekers: “Dames en heren, de IC trein van 23u08 komt zo dadelijk aan op spoor 6, de IC trein van 23u08 komt aan spoor 6”.

     In de verte zag ik de lichten van de trein naderen. Ik stak m’n boek terug weg en stond recht. Een jonge vrouw die ik niet eerder had gezien kwam naar me toe. Ze droeg zwart en zag er bleek uit. Haar haar hing omlaag, haar armen langs haar lichaam. Een junkie die nog snel geld kwam bedelen voor een laatste naald voor de nacht, dacht ik. Ik vermeed oogcontact. De trein reed het station binnen en hield piepend halt. De jonge vrouw stond nu vlak naast me.

     “Stap niet op”, zei ze met een vreemde stem. Het leek alsof haar woorden meteen in mijn brein kwamen zonder langs mijn oren te passeren. 
     Ik negeerde haar. De deuren van de trein gingen open.
     “Stap niet op”, zei ze opnieuw.
     “Excuseer mevrouw, maar ik moet deze trein halen. Ik heb trouwens geen geld bij me”, zei ik zo assertief ik kon. Ik maakte aanstalten naar de dichtstbijzijnde deur, ik wilde weg van dat enge mens.
     “Stap niet op”. 
     “Ik heb geen geld voor u”, ik draaide me van haar weg en nam een paar stappen.

     Plots voelde ik haar hand op mijn schouder, alsof een blok ijs op mijn huid werd geduwd. Ik draaide me om en keek haar in de ogen. Ik stond aan de grond genageld. De treinbegeleider gaf een fluitsignaal, de deuren sloten, de trein vertrok. Ze bleef me aankijken met zwarte, lege oogkassen. Haar mond was dichtgenaaid met een dikke draad.

     Ik was verlamd en kon alleen langzaam knipperen. Toen ik mijn ogen opende was ze verdwenen. In de verte zag ik de rode achterlichten van mijn trein in de duisternis verdwijnen.

     Ik keek rond maar kon haar niet meer zien. Ik liep langs de roltrap terug naar de stationshal maar ook daar was niemand. Ik vroeg de mensen van de poetsdienst of ze een jonge vrouw in het zwart hadden gezien. Al wat ik kreeg was een vreemde blik. Ik zette me in de stationshal. De volgende trein naar huis kwam pas over een uur. 

     Ik staarde lange tijd voor me uit. Had de stress me eindelijk te pakken gekregen? Daar leek het toch op. Morgen zou ik een afspraak maken bij mijn huisarts. Hallucinaties betekenen niets goed. Elke avond overwerken en elke week minstens één vergadering tot na 22u, het eiste dan toch zijn tol. 

     Gerinkel uit mijn tas. Mijn telefoon ging. Een vrolijk lachende foto van mijn partner verscheen op het scherm. Ik nam op.
     “Ben je veilig?”
     “Hoezo, veilig?” vroeg ik.
     “Je zat niet op die trein?”
     “Neen, waarom? Je zal het nooit geloven, maar --”
     “Luister. Er is een ongeval gebeurd”.
     “Een ongeval?”
     “Ja, het is overal op het nieuws. De trein is ontspoord. Ze spreken van tientallen doden en gewonden. Ik ben zo blij dat je er niet op zit, ik --”.

     Ik liet mijn telefoon langzaam van mijn oor zakken. De stem van mijn partner klonk ver weg door. Ik voelde een koude hand over mijn rug. Aan het andere eind van de stationshal merkte ik de jonge vrouw in het zwart. Ze draaide haar hoofd naar me en verdween.

*     *     *

Geen opmerkingen:

Een reactie posten