Nachtrit

Nachtrit. Een jonge man op weg naar huis geeft een verdwaalde jonge vrouw een lift. Niets zal nadien nog hetzelfde voor hem zijn...

Dit kort verhaal schreef ik in de zomer van 2011 en ik publiceerde het op Ikvertel.nl.

Het eerste verhaal dat ik publiceerde. Het kreeg een eervolle vermelding voor de Schrijversprijs 2011 tweede kwartaal. Geen slecht begin al zeg ik het zelf!



'Nachtrit'
Sam Hosteman

     Jij bent de eerste aan wie ik dit vertel. Ik heb het al te lang voor mezelf gehouden en het moet me eens van het hart. Beloof je wel dat je het niet doorvertelt? Anders verklaren de mensen me nog gek. Goed. Het gebeurde in de zomer van twee jaar geleden. Je weet wel, die bloedhete zomer waarin je de wolken zou hebben gesmeekt voor een druppel regen. Ik was op weg naar huis na een week met vrienden in de Belgische Ardennen. We hadden een leuke tijd gehad. Ik had m'n gedachten wat kunnen verzetten na de breuk met mijn vriendin kort daarvoor.

     Het was al avond en ik was opgelucht eindelijk op de autosnelweg te zijn. Die kronkelende Ardeense heuvelweggetjes kunnen behoorlijk eng zijn in het donker. Ik zette de radio luider en trok op naar 130. Probleem. Al na nauwelijks tien kilometer moest ik er terug af. Travaux – deviation. Werken, wegomlegging. Ik nam de uitrit en volgde het bordje deviation. Ergens moet ik een verkeerde richting hebben genomen want na dik een half uur was er nog steeds geen snelweg te bespeuren. Alles behalve, ik kwam in steeds meer afgelegen gebied terecht. Er was geen enkel licht, behalve mijn koplampen op de verlaten weg tussen de bomen.

     Ik ging langs de kant van de weg staan, stak het binnenlampje van mijn auto aan en nam een wegenkaart. Ik had uitrit 23 genomen dus ik moest gewoon een route vinden naar oprit 22, die zou normaal dáár moeten liggen, dus als ik die weg nam, dan... Plots werd er op het raam van mijn auto geklopt. Ik schrok en keek op. Het was een jonge vrouw met een rugzak. Ze keek nogal angstig. Ik deed m'n raam naar beneden. Ze sprak Nederlands en vroeg of ik haar een lift kon geven. Ze was op weg geweest naar het station om de trein naar huis te nemen maar was verdwaald en liep nu al uren in het donker verloren. 

     Wat kon ik? Zou jij een Nederlands meisje daar hebben laten staan in het donker, in het bos? Natuurlijk zei ik ja. Ze stapte in en ging op de achterbank zitten, naast haar rugzak. Ze vroeg of ik de deuren op slot kon doen, ze dacht namelijk dat iemand haar al een tijdje volgde. Ik duwde op de knop van de centrale vergrendeling. De deuren klikten op slot. Ik vertelde haar dat ik zelf ook verdwaald was en dat we daar zo snel mogelijk zouden wegrijden, net zodra ik de weg had gevonden. Ik bestudeerde de kaart. Ik was bijna zeker van de weg. Ik keek even in mijn spiegel en zag het meisje op de achterbank nogal ongerust naar buiten kijken. Ze moet rond de twintig zijn geweest en ze was zeker niet lelijk. Wat ik me vooral herinner waren haar donkerblonde krullen. Ze draaide zich naar voren en zag mij naar haar kijken. Ik keek snel terug op mijn kaart. Was dat een litteken op haar slaap dat ik had gezien toen ze zich omdraaide? Goed. Ik ging het er maar op wagen. Ik startte de motor en we vertrokken. Ik keek nog eens in mijn spiegel en dacht dat ik, achter ons, in de vage rode gloed van de achterlichten, twee schimmen van achter een boom zag komen. Ik gaf wat gas bij.

     De koplampen van mijn auto doorboorden de duisternis. Insecten flitsten door de lichtbundels. We kronkelden ons moeizaam een weg terug naar de autosnelweg. Geen enkele andere auto te bespeuren. Ik wilde het meisje niet ongerust maken en zei niets over wat ik had gezien. Ik vroeg haar hoe ze noemde. Ze zei haar naam. Mariska. Ik vroeg van waar ze kwam. 's Heerendam, een klein stadje niet zo ver van waar ik zelf woon, ik kom er al eens. Ik stelde voor om haar meteen naar haar thuis te brengen. Ik reed toch naar huis die avond dus die paar kilometer extra konden er heus nog wel bij. Haar trein zou op dit uur toch niet meer rijden. Ze nam het aanbod met zichtbare opluchting aan en bedankte me uitvoerig. Voor mij hoefde dat helemaal niet, het was bijna 300 kilometer rijden dus dan is wat gezelschap best aangenaam.

     We kwamen aan een kruispunt. We gingen linksaf, door het dorpje Cambruy waar behalve een opgeschrikte waakhond geen ziel te bespeuren was, en dan rechtdoor. Almaar rechtdoor. Toen, eindelijk, de oprit van de autosnelweg.

     De rit naar huis was rustig. We praatten wat over koetjes en kalfjes. Ik vroeg of ze een leuke tijd had gehad. Zij was ook met vrienden naar de Ardennen gereisd maar moest vroeger naar huis. Er was iets met haar moeder. Ze had de trein willen nemen maar was verdwaald geraakt op weg naar het station van Cambruy. Na een tijdje verstilde het gesprek. Ik concentreerde me op de weg en zij viel langzaam in slaap. Ik kon het niet laten om haar opnieuw te bestuderen in de spiegel. Ze sliep rustig, met haar hoofd op haar schouder. Onder haar krullen dacht ik terug het litteken te zien aan haar slaap. Het leek wat op een ronde brandwond. We kwamen aan een knooppunt en in de bocht werd ze even wakker. Ze draaide zich om. Vreemd, ook op haar andere slaap had ze zo'n litteken.

     Brussel. Mechelen. Antwerpen. Breda. 's Heerendam. We verlieten de autosnelweg. Ze werd wakker. Ik zei haar dat we er waren. Ze glimlachte en zei “dank je, het is leuk om weer thuis te zijn”. Het was ondertussen na twee uur 's nachts. Ze legde me uit hoe ik naar haar thuis kon rijden. Het was niet ver meer. Ik reed de straat in. Nummer 23. Er brandde nog licht. Wat er ook met haar moeder was, het leek ernstig te zijn. “Zo, we zijn er”, zei ik. Ik twijfelde om haar nummer te vragen. Het bleef stil. Ze was toch niet terug in slaap gevallen? Ik draaide me om. Ze was weg. De achterbank was leeg, alsof er nooit iemand gezeten had.

     Ik knipperde mijn ogen in ongeloof. Wat was er gebeurd? Ze kon onmogelijk al uitgestapt zijn, de deuren waren nog op slot van in het bos. Ik stapte dan maar zelf uit. De deur van het huis ging open. Een man kwam naar buiten. Hij moet een jaar of zestig zijn geweest en leek sterk op Mariska. Of beter gezegd, zij leek sterk op hem. Hij stelde zich voor. Hij was haar vader. Geweest. Mariska was al zes jaar dood. Hij legde alles uit. Zes jaar eerder had haar moeder een hersenbloeding gekregen. Ze zweefde tussen leven en dood. Mariska was toen net op vakantie in de Ardennen en ze hadden haar gebeld en gevraagd om zo snel mogelijk naar huis te komen. Ze was verdwaald in de bossen bij Cambruy, waar ik haar had ontmoet. Twee mannen hadden haar een lift aangeboden. Ze hadden haar meegenomen, verkracht en vermoord. Ze hadden haar door het hoofd geschoten met een jachtgeweer. Haar lichaam was nooit gevonden. Eén van de daders had enkele weken later zelfmoord gepleegd en alles bekend in een afscheidsbrief. De andere was kort nadien om het leven gekomen in een nooit opgehelderd ongeluk.

     Hij zweeg even. Ik wist niet wat zeggen. Alles klopte. Het angstige meisje. De twee schimmen. De littekens op haar slapen. De man ging voort met zijn verhaal. Ik was niet de eerste die Mariska naar huis had gebracht. Elk jaar sinds haar verdwijning had er iemand die nacht aangebeld. Het eerste jaar was het een jong koppel geweest. Hij had gedacht dat het om gestoorde grappenmakers ging en had de deur in hun gezicht dicht gesmeten. Een jaar nadien was een jonge vrouw met hetzelfde ongelooflijke verhaal aan de deur verschenen. Daarna een jonge man. Vorig jaar een oudere vrouw. En nu, ten slotte, ik. Ik bleef bij de man tot het licht werd. Geen van ons beiden had zin om die nacht nog alleen door te brengen. Hij vertelde me over Mariska, wie ze was geweest. Over haar moeder, die de hersenbloeding niet had overleefd. Alles wat hij nog had waren zijn herinneringen en dit bizarre ritueel.

     Ik kan het zelf nog altijd niet goed geloven wat me die nacht is overkomen. Wat ik wel weet is dat ik een aantal zekerheden voorgoed kwijt was toen ik die ochtend naar huis vertrok, maar wel een vriend rijker was. Ik ga er nog af en toe langs. Vorig jaar hebben we die nacht samen zitten wachten. Er stopte die avond een auto, maar dit keer niet met een verdwenen lifter. Het was iemand van justitie. Er was nieuws. Enkele dagen voordien was een lichaam gevonden tijdens kapwerken in het bos van Cambruy. Het DNA was van Mariska. Ze kwam nu écht naar huis. Ze rust nu in 's Heerendam. Ik ben bijna zeker dat er dit jaar niemand meer aan de deur zal verschijnen. Ik zal hem, haar of hen alleszins mee opwachten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten